Opinie

Reacties op dit artikel naar: rob.martens@ou.nl

Wat willen onderwijshervormers nou eigenlijk?

In discussies over onderwijsvernieuwingen gaat het dikwijls niet over de innovaties en hervormingen zelf, maar over de - vermeende - motieven van de vernieuwers. Martens vraagt zich af wat daarvan de reden is en komt met een top-10 van de belangrijkste betwiste opvattingen van onderwijshervormers.

In het vorige nummer van dit magazine schreef ik een stuk over de absolute toon bij sommige pleidooien voor directe instructie. Het bedoelde niet te zeggen dat directe instructie altijd verkeerd is of dat zelfdeterminatie, dat je hier ‘tegenover’ zou kunnen zetten, er onverenigbaar mee is. Immers, als een leerling uit vrije wil en interesse ervoor kiest iets te leren over een bepaald onderwerp via directe instructie, dan heb je de twee ‘tegenpolen’ al verenigd. Wat mij opvalt in discussies over onderwijsvernieuwingen is de vaak felle toon en de voorspelbare contouren waarlangs die discussies verlopen en waarbij dikwijls op de man wordt gespeeld. Daarmee bedoel ik dat de discussies niet zozeer gaan over de vernieuwingen zelf, maar vaak over de vermeende motieven of eigenschappen van de vernieuwers. Zo ging het item over democratisch onderwijs van het journalistieke onderzoeksprogramma De Monitor van de KRO-NCRV voornamelijk over de vraag of sekteleden, zogeheten tovenaars van Avatar, deze scholen infiltreren, en besteedden de onderzoeksjournalisten van Zembla (2018) in hun uitzending over de Steve Jobs-scholen amper aandacht aan het onderwijsconcept zelf, maar legden ze de nadruk op de - vermeende - financiële motieven van de oprichters.


Niks nieuws onder de zon

Wie de lange en internationale geschiedenis van onderwijsvernieuwing beschouwt, constateert dat er eigenlijk niets nieuws onder de zon is: bekende onderwijsvernieuwers als Friedrich Fröbel, Jean-Jacques Rousseau, Maria Montessori, Célestin Freinet en Francisco Ferrer zijn allen op enig moment vals beschuldigd, op ongegronde redenen uit hun functie gezet of hebben zelfs moeten vluchten. Het gaat er nu gelukkig wat minder hevig aan toe, maar toch zie ik een patroon: uit onbegrip over waar onderwijshervormers mee bezig zijn (ons onderwijs is toch goed?!), moeten er wel dubieuze motieven in het spel zijn en worden onderwijshervormers beschuldigd van zaken als communistische of anarchistische sympathieën, geldzucht of lidmaatschap van vage sektes.

In dit artikel wil ik de belangrijkste kritiekpunten laten zien die onderwijshervormers door de eeuwen heen op het traditionele onderwijs geformuleerd hebben en de antwoorden die ze daarop in hun vernieuwend onderwijs probeerden of proberen te vinden. Hieronder mijn poging de tien belangrijkste betwiste opvattingen samen te vatten.


1. Leren is onderlinge competitie

Dit is een opvatting waar veel vernieuwers zich sterk tegen verzetten. Een voorbeeld uit mijn eigen praktijk om dit te verduidelijken: een mbo-studente vertelde me dat ze een vriendin met opzet had laten afkijken tijdens een belangrijke toets. Ik vond dat onverstandig omdat het zowel haar als haar vriendin in grote problemen had kunnen brengen. Daarna kregen we het over het morele aspect. Ik opperde dat het misschien oneerlijk was om haar vriendin te helpen met de toets. Zij zag dat compleet anders en vond het volstrekt normaal om haar vriendin te helpen, die haar daar heel dankbaar voor was. Elkaar stiekem helpen met toetsen komt veel voor in het onderwijs. Sterker nog; wie een medeleerling niet helpt of met opzet ervoor zorgt dat deze niet kan afkijken, wordt gezien als flauw of asociaal. We hebben dus een onderwijssysteem gecreëerd dat leerlingen leert dat kennis iets is dat je voor jezelf moet houden op momenten dat het er echt om gaat. Voor de iconische onderwijshervormer Francisco Ferrer was het een van de belangrijkste redenen om af te zien van het gebruik van toetsen in zijn onderwijs.


2. Leren is primair individueel gericht

Dit punt hangt met het vorige samen. Kennis ontwikkel je niet samen, deel je niet en is erop gericht om individueel afgerekend te worden. De eindtoets is waar het uiteindelijk om draait en die maak je immers niet samen. Onderwijshervormers vinden dit afkeurenswaardig. Leren doe je samen, bijvoorbeeld in mixed age groepen, waardoor je beter leert en ervaart hoe fijn het is om een ander iets uit te leggen en samen te werken.


3. Toetsen kunnen geen kwaad

Eigenlijk zijn álle onderwijshervormers kritisch over overmatig toetsen en wijzen daarbij op faal- en toetsangst. Wanneer een auto er in een test niet zo goed uitkomt, dan heeft die auto daar zelf geen last van. Sterker nog: hoe meer je test en controleert, hoe beter. Maar wanneer je dit mechanistische beeld op kinderen toepast en toets na toets tegen een kind zegt dat het een zwak presterende leerling is, kan het daar veel last van krijgen. Vrijwel alle onderwijshervormers proberen daarom op de een of andere manier te vermijden kinderen in ‘goed’ en ‘zwak’ te verdelen om zo te voorkomen dat kinderen zich dom of juist superieur gaan wanen.