Professionele masters: praktijk, praktijk, praktijk!
Leuk! Met ingang van het nieuwe schooljaar ga ik een dag in de week werken aan de Hogeschool van Amsterdam (HvA), waar ik mij inzet voor de masteropleiding Leraar Economie. Ik heb er zin in, maar heb ook vragen. Want hogescholen die masters aanbieden? Gaan ze dan ‘universiteitje spelen’ en zie ik voor mijn ogen gebeuren dat de onderwijslat omlaag gelegd wordt? En is een professionele master makkelijker dan een universitaire master? Vragen volop dus. Maar is er ook reden voor ongerustheid?
In het geval van het opleiden van eerstegraadsdocenten kunnen de wenkbrauwen zeker omhoog. Al jaren streven politiek Den Haag en het ministerie van OCW naar masteropgeleide docenten op alle onderwijsniveaus. Het doel voor 2020 is dat de helft van alle vo-docenten een master heeft. Dat wordt bij lange na niet gehaald. En in het eerstegraadsgebied, bovenbouw havo en vwo, ligt de druk bij docenten nóg hoger. Wanneer tweedegraads docenten permanent les willen geven in de bovenbouw zijn ze verplicht om hun master te halen. Voor velen betekent dit weer de schoolbanken in. En hier komen we op het pijnpunt. Tweedegraads docenten zijn opgeleid in het hbo. Tijdens hun bacheloropleiding is de stof verdeeld over vakinhoudelijke, didactische en pedagogische onderdelen. Dat betekent dat de vakinhoud op een hbo-docentenopleiding er per definitie bekaaid vanaf komt. De deur naar universitaire docentenopleidingen, de oorspronkelijke leveranciers van masters, is voor hbo’ers echter nagenoeg dicht. Educatieve masteropleidingen aan universiteit zijn kopopleidingen; dus een master bovenop een andere master. In die eerdere master is de vakkennis verkregen. Er komen steeds meer tweejarige masterprogramma’s voor docenten. Die programma’s volgens op een universitaire bachelor, met opnieuw veel vakinhoud. Het uitgangspunt bij universitaire masters voor docenten is dus dat de vakinhoud minder aanvulling nodig heeft.
De conclusie van bovenstaande is eigenlijk simpelweg dat universiteiten geen oplossing bieden die recht doet aan de doelstelling van meer masteropgeleiden in het vo: het gewenste volume is niet haalbaar en er zijn bovendien te weinig studenten met docentambities. De politieke wens naar meer masteropgeleide docenten is er echter nog steeds. Hogescholen bieden nu een oplossing. Ze mogen al een tijdje masteropleidingen aanbieden. En dat hoeft helemaal niet erg te zijn zolang ze maar voldoende niveau leveren. Als ze daartoe in staat zijn, voorzien ze in een dienst die universiteiten laten liggen. Iedereen kan dus winnen.
Maar de grote kwetsbaarheid is het niveau. Wanneer dat niet geleverd wordt, zijn er geen winnaars, enkel verliezers. Dan stelt de masterambitie niets voor. De vraag is hoe het niveau gegarandeerd wordt. Op de website van de Vereniging Hogescholen kwam ik het recente veelbelovende document 'Professionele Masterstandaard geactualiseerd’ tegen. Het Landelijk Platform Professionele Masters (LPPM) belooft al sinds 2016 om het aantal professionele masters op hogescholen flink op te schroeven. Dat lukt zo goed, dat het kennelijk nodig was om de standaarden gelijk te trekken.Het document stelt mij niet gerust. Er wordt een veelvoud aan hbo-masters beschreven: doorstroommaster voor studenten die meteen doorgaan na een bachelor, een post-experience master voor studenten die al veel werkervaring hebben, een beroepskwalificerende master voor beroepen die simpelweg een master vereisen, een specialiserende master voor verdieping in een vakgebied en een cross-over master die vakgebieden en sectoren verbindt. Onder elke hbo-master worden vier pijlers aangebracht: meesterschap, onderzoekend vermogen, interprofessioneel handelen, en doorwerking. Het document straalt aan alles uit dat het hbo niet academisch wil (mag?) zijn. Het woordje ‘praktijk’ staat 46 keer genoemd in een document van tien pagina’s. Bij het onderwerp ‘onderzoek’ wordt het document zelfs anti-intellectueel. Het lijkt erop dat een masterstudent niet zomaar kennis mag verwerven en onderzoeken. Het gaat om praktijkgericht onderzoek voor een vraagstuk uit de beroepspraktijk door een professional met een stevige praktijktheoretische basis. Het enige woordje dat tussen haakjes staat in de tekst is het woordje ‘wetenschappelijk’. Uit alles ademt het document het kunstmatige onderscheid tussen professionele masters en universitaire masters.
Een van mijn taken op de HvA wordt het begeleiden van masteronderzoek. In mijn beleving zijn er maar een paar eisen die een onderzoeker aan een onderzoeksvraag mag stellen: Is de vraag interessant? Kunnen we haar beantwoorden? En kunnen we wat leren van het antwoord?
De praktijk volgt dan later vanzelf.