Hoeveel docenten promoveren er werkelijk?
Sinds afgelopen juni mag ik mij doctor noemen. Doctor in de economie. Ik moet er nog aan wennen. Een periode van meer dan vijf jaar werken aan het proefschrift is nu afgesloten. Het hele proces begon met een scheve schaats: ik vroeg een promotiebeurs voor een docent aan bij de NWO (Nederlandse organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek) waarna mijn aanvraag per kerende post werd afgewezen. Ik heb er nog even achteraan gebeld. De reden was volgens de contactpersoon dat mijn literatuurlijst niet lang genoeg was. Dit speelde zich af tijdens de eerste ronde voor promotiebeurzen, in 2011. Na de afwijzing zette ik mijn ambitie in de ijskast, maar ik had mazzel. Op de Universiteit van Amsterdam had mijn beoogd promotor alternatieve financiering gevonden. Ik kon toch beginnen. De rest is geschiedenis.
Het wonderlijke was toen ik het onderzoek opgezet had (mijn proefschrift onder deze link), mijn werk ineens in aanmerking kwam voor een NWO-subsidie voor onderzoek naar excellentie. Dus binnen een paar maanden wees de ene NWO-commissie mijn docentenaanvraag af, terwijl een andere NWO-commissie mijn onderzoeksaanvraag honoreerde. Vriendelijk gezegd geeft dit aan hoe moeilijk het voor NWO-commissies is om in de aanvragen te selecteren. Onvriendelijk gezegd is het een tombola.
Nu de promotiebeurs elf ronden van toekenningen heeft gehad, zijn er honderden docenten bezig met hun promotieonderzoek. Uit pure nieuwsgierigheid (en enig triomfalisme, toegegeven) wilde ik weten of er al iemand klaar is uit de lichting waar ik bij had kunnen horen. Ik vond deze informatie niet. Op de pagina met toekenningen staat alleen wie er begonnen is. Niet wie er al klaar is. In de achtergrondinformatie van de NWO staat dat de promotiebeurzen vooral door hbo-docenten worden aangevraagd. Ik meen mij te herinneren dat de beurzen destijds vooral waren bedoeld voor docenten in het voortgezet onderwijs, zoals ik. Ik vond geen statistiek over de verdeling. Wel zag ik dat nu ook mbo-docenten verleid worden tot een promotietraject.
In het laatste NWO-jaarverslag las ik dat de kans dat een docent deze beurs krijgt groter is dan eenderde. Dat is hoog vergeleken met andere NWO-subsidies en maakt mijn afwijzing van destijds nog zuurder. In het jaarverslag staat keurig verantwoord wat de promotiebeurs tot nu toe heeft gekost. Meer dan dertig miljoen euro. Maar de opbrengsten staan nergens, althans niet in het jaarverslag. Ik vermoed dat de NWO, of dochter NRO (Nederlands Regieorgaan Onderwijs) het nog te vroeg vindt om met statistieken te komen. Een promotie voor elkaar boksen terwijl de week verdeeld moet worden over een 0,6 baan en 0,4 onderzoek, is moeilijk. Mijn vermoeden is dat slechts enkele promotietrajecten afgerond zijn. Er zullen waarschijnlijk veel onderzoeken gestaakt zijn. Dat is bij ‘normale’ promoties ook het geval. Een percentage van mislukte promotieonderzoeken heb ik nergens kunnen vinden, maar ik begrijp dat een groot percentage promovendi voortijdig stopt. Mijn ervaring is dat promoveren lukt wanneer er veel steun is vanuit de vakgroep en de promotoren. Wanneer de promoverende docent het alleen moet rooien, als buitenpromovendus, dan is het een zwaar en eenzaam bestaan. In die zin is het niet zo verwonderlijk dat een op de drie promovendi aan universiteiten depressief is of klachten heeft die hierop lijken. Dit maakt promotiebeurs-statistieken alleen maar nuttiger. Hierdoor kunnen aanvragers vooraf inschatten hoe hun kansen liggen. Dat kan nu niet. Voor degene die een promotie overweegt, de nieuwe ronde sluit deze maand. Werk aan de winkel.
Kortom; het zou fijn zijn wanneer de NWO publiceert hoe de kandidaat-docenten-promovendi het doen. Het NWO-jaarverslag over 2017 is nog niet uit, zag ik. Kan er misschien een tabel in toegevoegd worden met succesvolle afrondingen van de promotiebeurzen? Mijn promotieonderzoek past helaas in een andere tabel. De aanvraag van een promotiebeurs was het begin, de afwijzing heeft het uiteindelijke resultaat niet tegengehouden. En dat NRO-persbericht na afloop voelde toch fijn.