Opinie

Willem Foorthuis

Nico van der Sijde

Sabine Lutz

José Eggink

Foorthuis is lector bij lectoraat Duurzaam Coöperatief Ondernemen, Van der Sijde en Lutz zijn onderzoekers bij dit lectoraat. Eggink is senior-adviseur bij het Stafbureau Onderwijs & Onderzoek. Allen zijn verbonden aan de Hanzehogeschool Groningen.

Met dank aan: Jacqueline Gomashie, dean Instituut voor Rechtenstudies, Hanzehogeschool Groningen en Suzanne van der Woude, docent-onderzoeker en programmatrekker Flexibele Projecten, Hanzehogeschool Groningen.

Hanzehogeschool op weg naar engaged university

Hogescholen moeten steeds meer inspelen op veranderende maatschappelijke ontwikkelingen. Dat vraagt onder andere om flexibiliteit en meer samenwerking in de regio. Hanzehogeschool Groningen zoekt die regionale verankering met Innovatiewerkplaatsen om zo de ambitie als engaged university vorm te geven.

Afgelopen september informeerde onderwijsminister Van Engelshoven de Tweede Kamer over de hoofdlijnen in haar nieuwe Strategische Agenda voor hoger onderwijs en onderzoek. In die agenda wordt onder andere ingezet op flexibele, regionaal verankerde en internationaal gepositioneerde hogescholen. Voor veel hogescholen is dat niet nieuw. Zij zijn al geruime tijd bezig hierop voor te sorteren en hebben hiervoor bepaalde trajecten ontwikkeld: NHL-Stenden met watertechnologie en veiligheid, HvA met Amsterdam Zuidoost, HAN met Sparkcentres – om een paar voorbeelden te noemen. In dit artikel beschrijven we welk traject de Hanzehogeschool Groningen hiervoor heeft uitgewerkt. We schetsen daarvoor eerst in vogelvlucht de omstandigheden in onze regio, vervolgens de ontwikkeling van Innovatiewerkplaatsen en de wijze waarop die vanaf het tweede studiejaar in het curriculum zijn ingebed en tenslotte geven we een doorkijk naar onze ontwikkelambities richting engaged university die we onder andere langs de weg van coöperatief innoveren willen realiseren.

Het hoge noorden
Mkb’ers in de noordelijke regio hebben, in vergelijking met het landelijke gemiddelde, een achterstand in valorisatie van innovaties en als gevolg daarvan ook een achterstand in duurzame groei. De perifere ligging, de schade door gaswinning en een relatief groot aantal niet-actieve mensen in sommige subregio’s maken ‘het hoge noorden’volgregio als het gaat om innovatie en ontwikkeling. Ondernemers willen wel innoveren, maar de beschikbare ondersteuningsinfrastructuur is gefragmenteerd en bij een deel van hen niet bekend. Dit bracht de Hanzehogeschool tot het initiatief voor Innovatiewerkplaatsen. Dit initiatief, dat aansluit op de onderwijsvisie (2014) en strategisch plan (2016) van de hogeschool, heeft als focus dat de Hanzehogeschool zich verder ontwikkelt tot leergemeenschap, waarin onderwijs, onderzoek en regionale beroepspraktijk nauw zijn verbonden. Om dat vorm te geven werden Innovatiewerkplaatsen ingericht waarin studenten, docent-onderzoekers, lectoren en regionale partners in co-creatie samenwerken aan oplossingen voor urgente regionale praktijkvraagstukken die door het werkveld worden aangedragen. Innovatiewerkplaatsen verstevigen daardoor de verbinding met de regio en onderwijs en onderzoek, ook omdat onze opleidingen en lectoraten zich sterk met de innovatiewerkplaatsen verbinden.

Mix van partijen en kennisdomeinen

In elke Innovatiewerkplaats nemen onderwijs, onderzoek en werkveld (ondernemers, overheden en maatschappelijke organisaties) deel, met studenten en experts die samenwerken aan een complexe opgave en waarin interdisciplinaire co-creatie gestalte krijgt. Met studenten worden niet alleen lerenden in het initiële onderwijs bedoeld, maar ook professionals uit het werkveld die kennis op bepaalde gebieden opdoen of ophalen. Dit biedt ook interessante openingen voor een nieuwe aanpak van een Leven Lang Ontwikkelen (LLO). Iedere deelnemer leert, onderzoekt en werkt aan een praktijkprobleem. Daarmee versmelten het ontvangen van onderwijs, het doen van onderzoek en het werken aan een praktijkvraagstuk. Omdat het om complexe opgaven gaat en we co-creatie willen waarborgen, is het streven naar een commitment van de deelnemers voor de duur van een half jaar die zij in een samenwerkingsovereenkomst afspreken. Dit vraagt veel van de hogeschool, in termen van interne en externe flexibiliteit. Intern moeten opleidingstrajecten zo vormgeven worden dat zij tegemoetkomen aan de heterogeniteit van deelnemers met uiteenlopende persoonlijke en professionele kenmerken en leervragen. Extern moeten de opleidingstrajecten snel kunnen inspelen op de dynamiek in de beroepspraktijk en de arbeidsmarkt. Dat betekent dus flexibiliteit in het leren (competentieverwerving op een manier die bij elk individu past), flexibiliteit in het curriculum (steeds actueel, niet gebonden aan een plaats) en flexibiliteit bij de deelnemende organisaties die soepel op wisselende omstandigheden moeten kunnen reageren.