Opinie

Reacties op dit artikel naar: rob.martens@ou.nl

De mythe van directe instructie

Dat directe instructie het enige is dat in onderwijs werkt, is een mythe die alleen overeind blijft bij bepaalde opvattingen over leren en motivatie. Media, dol op onheilsprofetieën over onderwijsvernieuwing, zouden daarom iets verder moeten kijken dan de journalistieke neus lang is, aldus Martens, en in het debat ook motivatie-effecten moeten betrekken.

Het kan bijna niet anders of het moet u wel eens zijn opgevallen: de herauten van de directe instructie. Ze weten het zeker: het enige dat werkt in het onderwijs is directe instructie. Dat is immers ‘bewezen’. Deze herauten hebben om twee redenen mijn sympathie.

Op de eerste plaats leiden ze de discussie over onderwijs terug naar het publieke domein. En daar hoort het, want onderwijs is veel te belangrijk om alleen aan studeerkamergeleerden te laten (te meer omdat onderwijsonderzoek bijna wegbezuinigd is door gebrek aan middelen voor een effectieve lobby die bijvoorbeeld de technieksector wel moeiteloos in stelling kan brengen, dus veel van die geleerden zijn er niet meer). De maatschappelijke impact van onderwijs is echter enorm. Kortom, het gesprek over ons onderwijs en de keuzen die we daarin maken gaan ons allemaal aan en de herauten spannen zich onvermoeibaar hiervoor in.

Op de tweede plaats waardeer ik hun uitgesprokenheid. Ze verkondigen een absolute overtuiging en claimen een onwrikbare waarheid te bezitten. Dat getuigt van lef, want het maakt het de tegenstanders van hun boodschap heel eenvoudig; het enige dat die namelijk hoeven te doen, is te laten zien dat directe instructie geen onwrikbare wetenschappelijke waarheid is. En als er genoeg serieuze wetenschappelijke tegengeluiden zijn, dan is het pleit beslecht. De door de herauten verkondigde absolute verheerlijking van de directe instructie houdt dan geen stand meer.


Doorslaan

Maar er zit ook een kant aan het werk van deze herauten die me niet bevalt. Hun absolute toon is een wetenschappelijke uitdaging en roept op tot een vriendelijke tweestrijd, zoals Johan Huizinga dat noemde. Zo’n tweestrijd is in vrijwel ieder wetenschapsdomein de motor van voortuitgang. Niets mis mee dus. Maar het probleem is dat in pers en (social) media die vriendelijke tweestrijd niet wordt gezien. De hyperbolen (hieronder een paar voorbeelden) die de herauten gebruiken als ze zich bijvoorbeeld uitspreken tegen onderwijsvernieuwing, worden door de media en tegenstanders van onderwijsvernieuwing gretig overgenomen en dan als absolute waarheden gezien. Zodoende kan een gesprek of een tweestrijd snel ‘barbaarse’ trekken krijgen waarbij een ieder die zich profileert als voorstander van onderwijsvernieuwing wordt opgescheept met een stoet aan haters op Twitter. Dat zegt natuurlijk iets over Twitter, een domein dat met zijn korte zinnetjes en anonimiteit het afvoerputje van de social media is geworden, maar het wordt ook door de toon van de herauten uitgelokt.
De voorstanders van de directe instructie baseren zich vaak op de Cognitive Load Theory (CLT) met gerenommeerde onderzoekers als Sweller, Kirschner en Clark. CLT-aanhangers mogen tegenstanders graag zwart maken en hen bijvoorbeeld vergelijken met zombies. De herauten zijn opmerkelijk zwartwit in hun uitspraken; een handige wetenschappelijke publicatiestrategie waarmee je het vakgebied groter kan doen lijken dan het eigenlijk is. Immers, ook al citeert een collega-onderzoeker je om te zeggen dat je standpunt belachelijk is, je hebt er wel weer een citatiescore bij.
Zoals gezegd schuwen de herauten pittige uitspraken niet en verkondigen die ook in de media. Zo werden voorstanders van ontdekkend leren, probleemgestuurd leren of iPad-scholen door hen weggezet ‘charlatans’, ‘kwakzalvers’ of ‘onderwijsgoeroes’. Dan is er geen sprake meer van een constructieve wetenschappelijke tweestrijd, dan wordt het persoonlijk. Een gevolg daarvan is dat mensen zich terugtrekken uit het debat. En daarmee schieten de herauten hun sympathieke doel juist voorbij, namelijk dat ze het gesprek over onderwijsonderzoek in het publieke domein wilden brengen. Een correctie lijkt me daarom gepast. Kortom, tijd voor een vriendelijke tweestrijd, een tegengeluid.