Onderzoek

Symen van der Zee

Monique Rouweler

Sjiera de Vries

Caroline Oosterkamp

Aagje Voordouw

Inge Strijker

Van der Zee is lector Wetenschap en Technologie in het onderwijs bij Saxion University of Applied Sciences, Rouweler is onderzoeker bij het lectoraat Wetenschap en Technologie in het onderwijs bij Saxion University of Applied Sciences, De Vries is lector Sociale Innovatie en Verscheidenheid aan de hogeschool Windesheim, Oosterkamp is onderzoeker bij het lectoraat Sociale Innovatie en Verscheidenheid aan de hogeschool Windesheim, Voordouw is onderzoeker bij het lectoraat Sociale Innovatie en Verscheidenheid aan de hogeschool Windesheim, en Strijker is onderzoeker bij het lectoraat Sociale Innovatie en Verscheidenheid aan de hogeschool Windesheim.

Reacties op dit artikel naar: s.vanderzee@saxion.nl

Ontwikkeling toolbox om vrouwen voor STEM-studies te behouden

In dit artikel worden de uitkomsten beschreven van een onderzoeksproject naar de ontwikkeling van een toolbox om de voortijdige uitstroom van vrouwen uit STEM-studies te beperken. Volgend jaar, in 2020, is die toolbox beschikbaar voor STEM-studies en het -werkveld.

Het percentage vrouwen dat kiest voor een STEM-studie (Science, Technologie, Engineering, Mathematics) is beperkt, maar neemt de laatste jaren toe. Helaas zien we dat vrouwen het STEM-werkveld eerder en vaker verlaten dan mannen. In dit artikel bespreken we de uitkomsten van een onderzoeksproject naar de ontwikkeling van een toolbox om de uitstroom van vrouwen uit STEM-studies te beperken. In 2020 komt de toolbox beschikbaar voor STEM-studies en het STEM-werkveld.


Grote impact

Dat er weinig vrouwen werken in STEM-beroepen, met name in de ict en engineering, is onwenselijk (Cheryan, Ziegler, Montoya, & Jiang, 2017). Er is een grote personeelsbehoefte in deze sectoren en een grotere instroom en het beter behouden van vrouwen helpt om in de personeelsbehoefte te voorzien (De Vries, Van der Zee, Strijker, Voordouw & Rouweler, 2018). Bovendien is er evidentie dat meer diversiteit in het personeelsbestand bijdraagt aan de productiviteit en het innovatievermogen van deze sectoren (Hunt, Layton, & Prince, 2015). Het gebrek aan vrouwen is echter niet alleen vanuit economisch perspectief onwenselijk. Ontwikkelingen in de STEM-velden hebben grote impact op de maatschappij en het is belangrijk dat verschillende perspectieven in die ontwikkelingen worden meegenomen. Daarbij is het onwenselijk dat een mogelijke studie- en beroepskeuze van vrouwen voor de STEM-velden door onnodige obstakels wordt beperkt (Wang & Degol, 2013).
Het is dus om meerdere redenen belangrijk dat meer vrouwen kiezen voor STEM-studies. Maar zolang de uitstroom van vrouwen uit de sector hoog is, is dat dweilen met de kraan open. Er moet dus ook worden gewerkt aan het behouden van vrouwen. Het Centre of Expertise Tech-Your-Future heeft daarom een onderzoeksproject gefinancierd waarin de volgende hoofdvraag centraal stond: “Welke interventies kunnen bijdragen aan het voorkomen van uitstroom van vrouwen uit de STEM-velden?”. In het project is gekeken naar interventies voor het werkveld en interventies voor STEM-studies. Dit artikel gaat over het onderdeel dat gericht is op onderwijs.


Drie factoren

Vrouwen die beginnen aan een STEM-studie hebben over het algemeen veel interesse voor STEM, beschikken over de juiste achtergrondkennis en hebben bovendien een sociale omgeving die ze steunt in hun studiekeuze (Galeshi, 2013). Er zijn grofweg drie factoren die verklaren waardoor vrouwen desondanks vaker uitstromen, te weten: gender bias, sense-of-belonging en self-efficacy.

  1. Gender bias. Wanneer vooral mannen een studie doen, zijn de culturele normen van die opleiding vaak in het voordeel van mannen (Walton, Murphy, & Ryan, 2015). Een mogelijk gevolg hiervan is dat vrouwen anders en ook oneerlijk worden behandeld (Moss-Racusin et al., 2012). Resultaten van tal van studies geven aan dat er sprake is van gender bias in de STEM-velden. Vrouwen ervaren ook dat ze worden gestereotypeerd op basis van hun geslacht (Cheryan, Ziegler, Montoya, & Jiang, 2017; Ferreira, 2003; Heilman, 2012; Heilman, Wallen, Fuchs, & Tamkins, 2004). Zo worden vrouwelijke studenten bijvoorbeeld minder competent geschat dan mannelijke studenten door de mannelijke studenten, zelfs wanneer de cijfers van de vrouwen en mannen gelijk zijn (Grunspan et al., 2016). In combinatie met andere factoren kan gender bias een reden zijn voor vrouwen om een STEM-studie te verlaten (Cheryan, Ziegler, Montoya, & Jiang, 2017).
  2. Sense of belonging. Het zijn van een minderheid kan negatieve stereotypen activeren die ongunstige psychologische gevolgen kunnen hebben (Walton, Murphy, & Ryan, 2015). Eén daarvan is het gevoel er niet bij te horen. Vrouwen hebben over het algemeen een lagere ‘sense of belonging’ dan mannen in STEM-studies en hebben ook het gevoel minder welkom te zijn (Cheryan, Ziegler, Montoya, & Jiang, 2017; Wang & Degol, 2013). Wanneer vrouwen het idee hebben dat anderen stereotiepe beelden hebben over de competenties van vrouwen, daalt hun sense of belonging (Good, Rattan, & Dweck, 2012; Wang & Degol, 2013). Zelfs subtiele signalen kunnen er al voor zorgen dat vrouwen zich minder thuis voelen, zoals genderstereotiepe objecten in een leeromgeving (Cheryan, Plaut, Davies & Steele, 2009). Een hoge sense of belonging is een voorspeller voor persistente in een domein en het gebrek eraan verhoogt de uitstroom van vrouwen in STEM-studies en beroepen (Cech, Rubineau, Silbey, & Seron, 2011; Cheryan & Plaut, 2010; Cheryan et al., 2009; Walton, Murphy, & Ryan, 2015).
  3. Self-efficacy. Net als sense-of-belonging is self-efficacy, het vertrouwen in eigen kunnen, een voorspeller voor (studie)succes en persistentie (Chech et al., 2011; Mau, 2003; Singh et al., 2013). Wanneer de self-efficacy van vrouwen laag is, zijn ze eerder geneigd te stoppen met een STEM-studie (Chech et al., 2013). Vrouwen die kiezen voor een STEM-studie beginnen doorgaans wel met een hoge self-efficacy, maar deze daalt in de eerste studiejaren (Margolis & Fisher, 2002; Singh et al., 2013). Onderzoek van Zeldin, Britner en Pajaras (2008) laat zien dat mannen en vrouwen verschillen in de manier waarop hun self-efficacy-overtuigingen zich ontwikkelen. Mannen baseren hun overtuigingen vooral op feitelijke prestaties, terwijl vrouwen meer afgaan op de aanmoediging van anderen en het zien van andere succesvolle vrouwen. Omdat er weinig andere vrouwen zijn in de studie, ontbreekt het vaak aan support en rolmodellen, waardoor het vertrouwen in eigen kunnen daalt en de kans toeneemt dat een vrouw uitstroomt (Singh et al., 2013).