Onderzoek

Jan Kamphorst

Ingrid Schutte

De auteurs zijn onderwijskundig adviseur bij de Hanzehogeschool Groningen (HG). Daarnaast is Schutte ook onderzoeker bij het lectoraat Excellentie in Hoger Onderwijs en Samenleving van de HG.Met dank aan het team onderwijsonderzoek van de HHG: Jelle de Boer, José Eggink, Wouter Kerdijk, Remko van der Lei en Nico van der Sijde.

Reacties op dit artikel naar: i.w.schutte@pl.hanze.nl

Onderwijsonderzoek als innovatie in het hbo: docent aan zet

De Hanzehogeschool Groningen heeft de afgelopen jaren docenten gestimuleerd en begeleid bij het onderzoeken van hun eigen onderwijs. In deze bijdrage beschrijven de onderzoekers wat daarbij de succesfactoren waren.

Hbo-docenten ervaren onderwijsonderzoek vaak als ‘hoog over’; academisch onderwijsonderzoek door gespecialiseerde onderzoeksinstituten kan weliswaar richting geven aan landelijk beleid, maar de bruikbaarheid van dat onderzoek voor docenten in de eigen onderwijspraktijk is beperkt (Braak, Vanderlinde & Aelterman, 2008). Als antwoord op die geringe doorwerking van resultaten uit onderwijsonderzoek in de praktijk hebben scholen in basis- en voorgezet onderwijs en ROC’s de afgelopen tien tot vijftien jaar op verschillende wijze onderwijsonderzoek in de eigen praktijk zelf ter hand genomen (Aarts, Hulsker & Imants, 2019), bijvoorbeeld door het instellen van Werkplaatsen onderwijsonderzoek. Ook leraren en studenten van lerarenopleidingen zijn vanuit academische opleidingsscholen en academische pabo’s in toenemende mate onderzoek gaan doen in de eigen onderwijspraktijk.


Onderwijsonderzoek
Vanaf het eerste decennium van deze eeuw voeren hbo-docenten, verbonden aan kenniskringen van lectoraten, meer en meer onderwijsonderzoek uit dat betrekking heeft op verschillende aspecten van het leerproces of de organisatie ervan. Dit praktijknabije onderwijsonderzoek draagt bij aan de verbetering van onderwijs, de ontwikkeling van een onderzoekende houding van leraren, en een onderzoekende cultuur binnen een opleiding (Aarts et al., 2019; Onderwijsraad, 2013).
De Hanzehogeschool maakte met haar strategisch plan 2016-2019 Verbinden en vernieuwen expliciet de keuze voor onderzoek door docenten in hun eigen onderwijspraktijk. Eerder voerden docenten/onderzoekers vanuit het lectoraat Excellentie in Hoger Onderwijs en Samenleving al onderzoek uit naar aspecten van het excellentie-onderwijs. Ook vanuit enkele andere lectoraten werd aan onderwijsonderzoek gedaan, bijvoorbeeld naar het leren en gedrag van kinderen met een bijzondere zorgbehoefte of bevorderen van zelfregulatie in bewegingsonderwijs. Het strategisch plan bood docenten voor het eerst de mogelijkheid om onderzoek te doen naar hun eigen onderwijs.


Lerende organisatie
Het nieuwe beleid was verankerd in het begrip ‘lerende organisatie’, waarin ruimte is voor experimenteren gecombineerd met onderwijsonderzoek, aldus het plan. Vertrouwen op professionaliteit van de medewerker, willen leren met en van elkaar, en fouten en successen kennen en daarvan leren, staan daarbij voorop. Docenten onderzoeken zelf of een innovatie werkt, en zo ja, onder welke condities. Vervolgens delen ze de onderzoeksresultaten met hun directe collega’s en samen met hen brengen docenten focus aan in het onderzoek. Ze verfijnen de innovatie op basis van de resultaten, in samenhang met kenmerken van hun studenten en doelen van het onderwijs. Onderzoek wordt zo integraal onderdeel van de onderwijsvernieuwing.
In het cursusjaar 2016-2017 ontvingen docenten van achttien schools van de HG een oproep om een idee voor kleinschalig onderwijsonderzoek in hun eigen onderwijspraktijk in te dienen. De belangstelling daarvoor was groot: tachtig docenten dienden een voorstel in. Daaruit werden er tien geselecteerd. Elk van deze docenten kreeg 0,1 fte om het voorstel uit te werken en het onderzoek uit te voeren. In cursusjaren 2017-2018 en 2018-2019 werden nog eens tien docenten per jaar met 0,1 fte gefaciliteerd voor het uitvoeren van een eigen onderzoek. Samen met enkele stafmedewerkers vormden zij gedurende drie jaar het OOLab. In het derde jaar sloten enkele collega’s zich aan met onderzoeken naar effecten van het gebruik van ict-toepassingen in het onderw
ijs.