Opinie
Reacties op dit artikel naar: rob.martens@ou.nl
Ik wij ik
Veel mensen hebben het gevoel dat onze samenleving individualistischer geworden is. Weer anderen vinden dat maar een ‘vroeger-was-alles-beter’-sentiment. De vraag is of er ook iets objectiefs over te zeggen is. Slimme data laten zien dat westerse samenlevingen inderdaad veel individualistischer geworden zijn en tonen aan dat onderwijs daarin een verrassend grote rol speelt.
De Amerikaanse politicoloog Robert Putnam onderzoekt al decennialang de sociale samenhang in de Amerikaanse en westerse samenlevingen. Hij is beroemd geworden met zijn boeken Bowling alone en Our kids. Wat zijn werk zo fascinerend maakt, is dat hij niet wat oppervlakkige data bij elkaar schraapt en die dan ‘hineininterpretiert’, zoals je zo soms ziet in onderwijseffectiviteitsstudies of bij internationale onderwijsvergelijkingen. Putnam onderbouwt zijn werk statistisch gezien heel overtuigend en probeert ‘jumping to conclusions’ te vermijden.
Dronkers-lezing
Op 25 november jongstleden woonde ik de eerste Jaap Dronkers-lezing aan de UM bij, waarmee deze te vroeg overleden, even tegendraadse als gemiste onderwijssocioloog (met wie ik soms in de clinch lag), terecht geëerd en herdacht wordt. Putnam opende de Dronkers-lezing met een fascinerende presentatie over zijn nieuwe boek dat over enkele maanden verschijnt. Daarin laat hij zien dat je een enorme hoeveelheid indicatoren kunt verzamelen die iets zeggen over de mate waarin de Amerikaanse samenleving op sociale cohesie gericht is of juist op individualisme. Denk daarbij aan indicatoren over de mate waarin de politiek gepolariseerd is, de inkomensverdeling (bijvoorbeeld hoeveel procent van het nationale inkomen in is handen van de 1 procent rijksten), hoeveel groter de sterftekans is van zwarte mensen ten opzichte van witte mensen, hoeveel mensen lid zijn van een vereniging (van padvinderij tot bowlingclub), tot en met deze: wat is de verhouding tussen het woordje ‘I’ en ‘we’ in gepubliceerde teksten in een bepaald jaar? Wat zo fascinerend is, is dat alle indicatoren erop wijzen dat de Amerikaanse samenleving sinds 1965 steeds individualistischer geworden is. Probeer het zelf maar eens door in de Google ngram viewer de termen ‘I’ en ‘we’ in te voeren. Het percentage ‘we’ blijft ongeveer gelijk van 1910 tot nu, maar vanaf 1965 neemt het gebruik van het woordje ‘I’ verhoudingsgewijs sterk toe: we schrijven steeds meer vanuit ‘ik’ dan vanuit ‘we’. Dat zou een grappig weetje zijn, ware het niet dat het perfect past bij de lange rij indicatoren die allemaal wijzen op een sterke afname van het collectieve gevoel. Deze polarisatie doet zich in de Europese samenlevingen net zo sterk voor als in de Amerikaanse. Ook in het ons land stijgt sinds midden jaren zestig het gebruik van het woordje ‘ik’, als indicator voor een toenemende ‘ik-cultuur’.
Het goede nieuws
De sterke terugval van saamhorigheid en sociale samenhang in de samenleving vindt niet voor het eerst plaats. Ook rond 1910 bevond de Amerikaanse samenleving zich volgens Putnam op een dieptepunt, vergelijkbaar met hoe het nu is. Maar daarna is het ieder jaar beter gegaan, tot het kantelpunt 1965. Putnam noemt het de verschuiving van ‘ik’ (1910) naar ‘wij’ (tot 1965) en terug naar ‘ik’ (tot nu). Deze tendens uit zich in talloze ‘ik-wij-ik’ grafieken. Het goede nieuws is dat de vrije val van de sociale cohesie gestopt kan worden, immers dat is eerder gebeurd. En er is nog beter nieuws: de belangrijkste motor lijkt iets te zijn waar u en ik bovengemiddeld veel belangstelling voor hebben (anders las u dit magazine niet): onderwijsinnovatie.
Natuurlijk is het geen experimenteel onderzoek dat Putnam bedrijft, maar overtuigend laat hij zien dat gratis toegankelijk onderwijs voor iedereen, dat door een aantal idealistische jonge mensen in de periferie van de VS werd opgezet en dat zo aansloeg dat het zich razendsnel verspreidde over het hele land, misschien wel de sleutelvariabele is geweest. Het kantelpunt begon ongeveer in 1912. Belangrijk lijkt de ‘Fraternity of Education’ beweging te zijn geweest die rond 1915 werd opgericht en inclusief, toegankelijk onderwijs mogelijk maakte waarbij iedereen meedoet en samen naar school gaat. Destijds was dat meer dan innovatief, het was revolutionair en sloot aan bij onderwijsvernieuwers als Freinet en Ferrer die er ook een punt van maakten dat iedereen, dus alle rangen en standen en jongens en meisjes gemengd, welkom was op hun scholen. Of later bij Montessori, die haar innovatieve onderwijs bij uitstek in achterstandswijken beproefde. Het fascinerende werk van Putnam laat zien dat onderwijs misschien wel dé sleutelvariabele is in de samenleving en een verandering in gang kan zetten die na een aantal jaren aantoonbaar een enorme invloed uitoefent.
Er is dus een knop waaraan we kunnen draaien. Toenemende ongelijkheid of maatschappelijke tweedeling is géén economische wetmatigheid, wordt níet veroorzaakt door migratie of door oncontroleerbare natuurwetten. We kunnen er iets aan doen. Met onderwijs. De OESO zegt het ook al jaren.